Beperkingen en uitzonderingen op het kapverbod
In het algemeen is van belang dat de Algemene plaatselijke verordening (APV) niet over ‘bomen’ spreekt, maar over ‘houtopstanden’. Daaronder vallen ook heesters e.d.. Echter bevat de definitie van houtopstand in artikel 2.82 ook beperkingen: deze omvat alleen bomen e.d. met een stamomtrek van 30 cm of meer, gemeten op een hoogte van 1.30 m boven het maaiveld. Dus bomen met een kleinere stamomtrek op die hoogte vallen buiten het kapverbod. Voor houtopstanden in particuliere tuinen zijn er afwijkende normen.

> Niet bekend met de APV? Hier een toelichting…

Uitzonderingen
De Haagse APV bevat de uitzonderingen op het verbod om een boom te kappen (houtopstand te vellen) (art. 2:87 lid 2). Het verbod is niet van toepassing op (kort samengevat):

  1. het zgn. dunnen van houtopstanden in groengebieden waar het hoofdstuk over houtopstanden van de Wet natuurbescherming van toepassing is, zoals de Scheveningse Bosjes en het Westduinpark, dan wel het om veiligheidsredenen kappen in zo’n groengebied;
  2. het vellen op grond van een bijzondere wettelijke verplichting;
  3. kappen van hakhout voor regulier onderhoud;
  4. vervolgsnoei van reeds eerder gesnoeide houtopstanden (leibomen, knotwilgen);
  5. direct vellen van een houtopstand die acuut gevaar oplevert.

Weigeringsgronden
De Haagse APV biedt wel de mogelijkheid om de aangevraagde kapvergunning te weigeren in het belang van (art. 2:88 lid 1):

  • natuur-, educatieve en milieuwaarden;
  • belevings- en gebruikswaarden.

Ingeval het gaat om boom die voorkomt op de gemeentelijke lijst van monumentale bomen is er voor het kappen een ontheffing vereist in plaats van een vergunning. Dit betekent dat de aanvraag om te kappen nog strenger getoetst wordt. De Adviesraad Monumentale bomen moet daarover dan advies uitbrengen (art. 2:89).

Monumentenverordening
Bomen in beschermde stadsgezichten ondervinden dezelfde bescherming. Die bescherming is vastgelegd in de Monumentenverordening van de gemeente Den Haag (RIS302943, 25 juni 2019). Gemeentelijk beschermde stadsgezichten zijn groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en die ingeschreven zijn in het gemeentelijk monumentenregister. Onder onroerende zaken wordt begrepen bomen, wegen, straten, pleinen en bruggen, grachten, vaarten, sloten en andere wateren.