Algemeen
De Scheveningseweg is een cultuurhistorisch opmerkelijk fenomeen uit de Gouden eeuw. Het betreft een uniek project op Europese schaal, zeker voor de 17e eeuw.
Weliswaar is er die erkenning van de weg als zodanig, maar dat zou ook voor de beplanting moeten gelden. De beplanting is immers onlosmakelijk met de wegbelijning en inrichting verbonden. Ofschoon er sedert 1665, met de aanleg, veel van de beplanting is veranderd is het de moeite waard om de cultuurhistorische waarde van de groenelementen thans te benoemen en te zien hoe die versterkt en hersteld kan worden. De beplanting van de bomen van de Scheveningseweg is al goed in kaart gebracht, maar de grote ontbrekers zijn de cultuurhistorische kenmerken en waarden. Ook de ecologische waarde, de natuurwaarde, is tot nu toe onvoldoende in beeld gebracht. De verbinding van de cultuurhistorische en ecologische waarde zou een uitgangspunt moeten zijn. Den Haag zou daarmee, met het herstel van de beplanting van de Scheveningseweg, een voorbeeldfunctie kunnen vervullen voor andere top-groen-elementen in Den Haag en elders in het land.
Een extra aspect van de Scheveningseweg is de ligging ervan tussen de Scheveningse Bosjes, de Joodse Begraafplaats en Zorgvliet. Al in het verleden werd de ‘lommerrijke’ route daardoor geprezen.
De aanwezigheid van zo’n groot en attractief groengebied in een stad is uitzonderlijk en stedenbouwkundig hoog te waarderen. Maar ook de cultuurhistorische betekenis van dit groene gebied in zijn totaliteit is voor de gemeente een extra reden om zorgvuldig met de bestaande en potentiële waarden om te gaan.
De huidige beplanting
De huidige beplanting van de Scheveningseweg wordt sterk mede bepaald door de herstelbeplanting van 1989 met grote aantallen klonale Witte paardenkastanjes en Hollandse lindes. De keuzes toen hadden geen cultuurhistorische doelstelling. Daarbij blijkt het plantgoed van de paardenkastanjes vanuit vitaliteit geen goede keuze geweest.
De lindes zijn in 1989 vrij willekeurig gekozen en hebben geen relatie met plantgoed uit de 17e of 18e eeuw. Wat de Scheveningseweg toch nog steeds monumentaal en belevingswaardig maakt zijn de diverse oudere, grote Zomereiken, Hollandse lindes, Beuken en Hollandse iepen. Ze staan verspreid over de Scheveningseweg. Daarnaast zijn er de nog vrij grote aantallen bomen uit de periode 1900-1970, die inmiddels een forse indruk maken. Daarnaast is er de beplanting van heesters langs en op de historische wallen van de Scheveningseweg. Die heeft o.h.a. weinig cultuurhistorische waarde en is plaatselijk nogal eenzijdig met Sneeuwbes beplant.
De cultuurhistorische waarden van het groene erfgoed.
De actuele cultuurhistorische waarden van de beplanting van de Scheveningseweg bestaat globaal uit verschillende tijdslagen.
1. de 17e en 18e eeuw.
Van de bomen die in de 17e en 18e eeuw is waarschijnlijk niets bewaard gebleven. Mogelijk kan een enkele oudere Hollandse iep of Zomereik nog uit de late 18e eeuw stammen. Toch is het genetische erfgoed waarschijnlijk nog aanwezig in de vele opslag van Hollandse iepen die verspreid in de bermen voorkomen. Dat materiaal kan gestekt worden en weer opgekweekt tot nieuwe laanbomen, of heesterbeplanting. Plaatselijke exemplaren en groepen van de Eenstijlige meidoorn kunnen ook uit deze periode stammen, of als autochtoon spontaan gevestigd zijn.
2. de 19e eeuw.
Verschillende bomen, lindes, iepen en eiken, van de oudste generatie stammen uit de tweede helft van de 19e eeuw. Enkele exemplaren kunnen nog uit het eerst kwart van de 19e eeuw stammen. Jaarringboringen kunnen hier exacte informatie opleveren. Voor een deel is het plantgoed van deze bomen nog afkomstig uit nakomelingen van klonen en variëteiten uit de 17e en 18e eeuw. Dat kan onderzocht worden. De 19e eeuwse beplanting levert het belangrijkste aandeel van het groene en monumentale karakter van de Scheveningseweg.
3. de eerste helft van de 20e eeuw.
Een deel van de grotere bomen dateert uit de eerste helft van de 20e eeuw en draagt bij aan het volwassen groene karakter. De cultuurhistorische waarde ervan is beperkt.
4. de beplanting tussen 1950 en 1988.
Ook deze beplanting heeft een beperkte cultuurhistorische waarde, maar draagt wel bij aan het groene karakter van de weg.
5. Beplanting na 1988.
De jongste beplanting draagt door de grote aantallen bij aan het groene karakter van de Scheveningsweg, maar is door de soortskeuze van geen cultuurhistorische waarde. Veel bomen zijn ook willekeurig buiten de historische plantrijen geplaatst. Ook zijn er bomen spontaan uitgezaaid.
6. De heesterbeplanting in de bermen.
De heesterbeplanting wordt sterk bepaald door de dominantie van Sneeuwbes, waardoor de beplanting sterk eenzijdig en saai is. Bovendien heeft Sneeuwbes hier geen cultuurhistorische waarde. Daarnaast zijn er ook plaatselijk grote groepen van Virginische vogelkers, Sorbaria en Kerspruim die niet alleen geen speciale cultuurhistorische betekenis hebben, maar door hun sterke wortelopslag nadelig zijn. Bij de aanleg van de Scheveningseweg werd gekozen voor soorten uit het duinstruweel. Enkele struiken zoals de Wegedoorn en Wilde kardinaalsmuts kunnen tot die categorie gerekend worden.
De toekomst van de beplanting van de Scheveningseweg.
Uit de bovenstaande cultuurhistorische quickscan van de beplanting van de Scheveningseweg blijkt dat van de eertijds glorieuze beplanting weinig is overgebleven. Niettemin zijn er wel waardevolle aanknopingspunten aanwezig om een meer cultuurhistorische aanpak na te streven. Die zou in samenhang met ecologische aspecten tot een mooi en gunstig resultaat kunnen leiden.
Het volgende stappenplan daarvoor kan zijn:
1.Een uitgebreidere inventarisatie van de cultuurhistorische waarde van de bomen en heesters.
2.Op grond daarvan de te behouden bomen en heesters in kaart brengen.
3. Nieuwe bomen opkweken uit het bestaande cultuurhistorische sortiment van de Scheveningseweg of van andere vergelijkbare historische beplantingen in de stad of in de provincie. De aangewezen instantie daarvoor is op dit moment het Staatsbosbeheer, die veel ervaring heeft met het selecteren en opkweken van autochtone genetische erfgoed en cultuurhistorische plantgoed.
4. Het opstellen van een beplantingsvisie die recht doet aan de cultuurhistorische en ecologische waarde van de Scheveningseweg. Het gaat daarbij om sortimentskeuze.
5. Bij vervanging van bomen door cultuurhistorisch sortiment is het wenselijk dat het geleidelijk gebeurt op basis van inboet bij uitval van bomen door ziekte of anderszins.
6. Het maken van een uitvoeringsplan op grond van het voorgaande. Gezien de uitzonderlijke cultuurhistorische betekenis van de Scheveningseweg is een monumentale status zowel van de weg als van het groen een belangrijke aanbeveling.
Bert Maes,
Ecologisch Adviesbureau Maes,
Utrecht
5 augustus 2018.
Maes.dool@planet.nl
www.ecologischadviesbureaumaes.nl